keren

{{keren}}{{/term}}

I 〈onovergankelijk werkwoord〉

1 [algemeen]tourner

2 [teruggaan] retourner

♦voorbeelden:

1   de wind keert • le vent tourne

     〈leger〉 rechtsom keert! • demi-tour à droite!

     het keren van het tij • le changement de la marée

2   naar huis keren • retourner chez soi

¶   in zichzelf keren • se replier sur soi-même

→ {{link=half}}half{{/link}}

II 〈overgankelijk werkwoord〉

1 [wenden] retourner ⇒ 〈van schip〉faire virer

2 [toewenden] tourner

3 [afwenden] parer

♦voorbeelden:

1   een blad keren • tourner une page

     grond keren • retourner la terre

2   de rug naar iemand keren • tourner le dos à qn.

     iets ten goede keren • faire en sorte que les choses tournent bien

→ {{link=achterstevoren}}achterstevoren{{/link}}, {{link=binnenstebuiten}}binnenstebuiten{{/link}}, {{link=wenden}}wenden{{/link}}

3   het kwaad is niet meer te keren • le mal est irrémédiable

     het water keren • endiguer l'eau

III 〈wederkerend werkwoord; zich keren〉

1 [zich omdraaien] se tourner

2 [+ tot][zijn toevlucht zoeken bij] se tourner (vers)

3 [+ tegen][zich verzetten tegen] se tourner (contre)

♦voorbeelden:

1   zich ergens niet kunnen wenden of keren • être à l'étroit

     〈figuurlijk〉 ik weet mij niet te keren of te wenden • je ne sais sur quel pied danser

Deens-Russisch woordenboek. 2015.